donderdag 29 juni 2017

Thuis ben je

RGB Free, by RKIRBYCOM
Onlangs verscheen Thuis ben je, een bundeling van stukken die Arnon Grunberg schreef voor De Correspondent.
  Het lijkt op het eerste gezicht de zoveelste bundeling columns van de waanzinnig productieve Grunberg, maar bij lezing bekroop mij ook het vermoeden dat Grunberg in deze columns weleens op de kern van zijn schrijverschap kon zijn gestuit.
  In elk stukje onderzoekt 'Hotelmens' Grunberg waar hij 'thuis' is, wat leidt tot conclusies als 'Thuis ben je waar er niet aan je bestaan getwijfeld wordt', 'Thuis ben je waar de dood een dagdroom is' of 'Thuis ben je waar de open relatie wordt aangevuld met dwergen en reuzen.'

  Afgezien van de Grunbergiaanse meligheid, lijkt dit hele 'thuiskomen' me stiekem wel de kern te zijn van zo ongeveer alles wat Grunberg doet. Al op de achterflap van zijn debuutroman Blauwe Maandagen uit 1994 lezen we: 'Een zoektocht naar liefde: ouderliefde versus betaalde liefde.'
  Liefde kunnen we in dit geval ook wel inruilen voor 'geborgenheid', en wat is geborgenheid anders dan je ergens thuis voelen?
  Vrijwel alle Grunberg-personages zijn verdwaald in het leven, wat in de vroege romans vooral leidt tot bitterzoete slapstick rond stuntelende adolescenten en in de latere romans tot totaal uit de hand lopende drama's rond in hun hoofd opgesloten mannen.
  Maar verdwaald, in het leven of in hun hoofd, dat zijn ze allemaal.
  En Grunberg lijkt zelf ook behoorlijk verdwaald, als we zijn autobiografische columns mogen geloven. Hij is weliswaar een stuk slimmer en handiger dan zijn romanpersonages, en hij is te levenslustig om er definitief aan onderdoor te gaan, maar overleven blijft het:

  Zittend in het restaurant, naast een dame uit Wenen, met wie ik een moeizaam maar genoeglijk gesprek voerde, had ik mij langzaam zien instorten. Het was alsof ik uit mezelf was getreden en mijn eigen neergang bestudeerde.

  Het belangrijkste verschil tussen Grunberg en zijn personages, is misschien wel dat Grunberg schrijft. Als hij al echt ergens thuis is, dan is het tussen de letters.

  Ik moest bij het lezen van 'Thuis ben je' dan ook vaak aan Bob Dylan denken, die in een documentaire verkondigt dat hij altijd het gevoel had 'heel ver van huis te zijn geboren.' Volgens Dylan was hij zijn hele leven al bezig met 'thuis te komen.'

  Het is een sprekend voorbeeld van het idee van de kunstenaar als eeuwig ontheemde, altijd op zoek naar een 'thuis', wat alleen maar tijdelijk in de kunst te vinden is.
   Een paar weken geleden zag ik Dylan nog optreden in Amsterdam en je zag het voor je ogen gebeuren: een man die thuis kwam. Deze keer waren het de liedjes van de cd Tempest die het hem deden, Dylan zat er helemaal in, werd de muziek, ontspande en was eventjes 'thuis'.
  Voor zo lang als het duurde natuurlijk, want waarschijnlijk is Dylan nu alweer onthecht van Tempest, zoals hij continu even ergens helemaal thuis is, om er dan weer doorheen te bijten en naar het volgende stadje moet verkassen, met nieuwe muziek en nieuwe gezichten, altijd lijkt thuis net om de hoek te liggen, even denk je het vast te hebben en dan glipt het weer door je vingers heen.

  Maar dat uurtje dat hij het vast heeft, wordt wel mooi op plaat vastgelegd en dat is dan het wonder van de kunst: doordat de kunstenaar al zijn hart en ziel in het creëren van een tijdelijke schuilplaats heeft gestort, heeft hij iets gecreëerd, een cd, een dichtbundel, een boek, waar miljoenen mensen zich op hun beurt ook weer thuis kunnen voelen.

  In die zin is kunst het seculiere zusje van het geloof: voor de mensen die eenzaam zijn, of er net niet bij horen, of zich altijd een beetje ontheemd voelen, is de kunstenaar aan het werk gegaan om een veilige haven te creëren, een thuis van huis, geen kerk, maar een cd of een boekje.

  Zoals een zekere P.H. schrijft over de Beatles, in het cd-boekje van Oasis' (What's the story) Morning Glory:

  (...) the music filled the shadows, you heard a sound that was a million miles away from fakery and a step away from your heart. Just like it always did, this sound puts the swagger back into your step, the rush into your blood (...) at the end you flip over and start again because now you are not isolated. They have gone to work so that you can go home.

  Het is een conclusie die nog ontbreekt in Grunbergs laatste bundel: 'Thuis ben je waar de Beatles door de speakers schallen.'