maandag 31 augustus 2015

Revolutie

RGB Free, by somadjinn
Eén ding wil ik wel zeggen over Turks Fruit: het is een prachtige roman. De taal, de stem waarmee het verhaal wordt verteld, de wanhoop en de visuele kracht, er staat volgens mij niet één zin in dat boek die niet klinkt als een klok.
  Maar mijn God, wat heeft die Paul Verhoeven er een strontvervelende film van gemaakt.
  Gisteren was het weer eens zo ver. Zomergast Damiaan Denys liet het beroemde onderstaande stukje uit de film zien en verklaarde dat dit de reden was dat hij naar Nederland verhuisde.
  'Een land waar je zo kan fietsen, dat is toch fantastisch.'

  Misschien moet ik me maar eens bij hem melden om te vragen wat er mis met me is, want ik zie in dat filmpje blijkbaar iets anders dan de meeste mensen. Het is een fragment dat vaker wordt opgevoerd, vaak door gelukzalig kijkende babyboomers die terug verlangen naar de vrije jaren zeventig en al het geluk dat dat met zich meebracht.
   Wat zien we precies in het filmpje?
   We zien een vervelende arrogante blonde kerel die expres voor een auto blijft slingeren terwijl de automobilist hem uit alle macht probeert te ontwijken. We zien een toverkol op de bagagedrager die de automobilist met een bos bloemen in het gezicht slaat en zegt dat ze net getrouwd is. We zien de lastig gevallen automobilist bijna crashen tegen een muur. We zien de blonde lulhannes een ijsje uit de hand van een oude man pakken en het lekker zelf oppeuzelen. En we zien hoe het vervelende stel met fiets en al een drankwinkel binnen rijdt.

  Is er iets ernstig mis met mij als ik het prachtig had gevonden als ze aan het einde met bloemenbos en al door een vrachtwaren waren geschept en verticaal tegen een muurtje waren geslagen, waarbij de punt van de cornetto het rechteroog van Rutger Hauer had doorboord?

  Het lijkt mij dat we in dit ene clipje een mooie samenvatting zien van alles wat er irritant is aan de na-oorlogse generatie. Dat geslinger voor die auto staat natuurlijk symbool voor de vijftig jaar waarin ze alle maatschappelijke posities hebben geblokkeerd voor de volgende generaties. Het ijsje is de verzorgingsstaat die ze gratis en voor niets van hun ouders hebben geërfd (en die ze net zo makkelijk weer afbreken als ze hem niet meer nodig hebben). En dat zelfingenomen smoelwerk van Rutger Hauer staat voor de overtuiging dat ze Nederland hoogstpersoonlijk een stukje beter hebben gemaakt door op de Dam gitaarliedjes te spelen, in plaats van zich te realiseren dat ze maatschappelijk en economisch gigantisch de wind mee hebben gehad en dat die heilige huisjes die ze zogenaamd hebben omgeschopt eigenlijk al vervallen krotten waren die maar een zuchtje wind nodig hadden om om te donderen.

donderdag 27 augustus 2015

Groep vijf

RGB free, by jana_koll
Laatste zapte ik langs wat kanalen en kwam ik tot mijn schrik Linda de Mol tegen. Nu gebeurt dat wel vaker, maar deze keer leek Linda de Mol er zelf ook een beetje van te schrikken dat ze op tv was. Ze zat in een soort ouderwetse tuinstoel als een oververmoeid konijn in de koplampen te staren.
  De koplampen waren in dit geval Yolanthe Cabau van Kasbergen en Wesley Sneijder.
   
  Ik luisterde tien seconden naar het gesprek tussen Linda de Mol en Yolanthe en toen was ik al zo levensmoe, dat ik nog maar net de kracht kon vinden om een zendertje door te schakelen en niet voorgoed meegezogen te worden in het zuigende zwarte gat dat ontstaat als twee wandelende vacuümpompen zich verenigen.
 
   Linda en Yolanthe, dat is een instant flashback naar groep vijf van de basisschool. Twee meisjes van negen jaar die naar elkaars decorum zitten te loeren, taxeren wat de ander aan heeft en erachter proberen te komen hoeveel geld de vader van het andere meisje verdient.
  Ze hebben vanochtend een half uur voor de spiegel hun haar goed staan doen en met zorg hun kleren uitgekozen. Ze hebben geleerd te glimlachen en een beschaafde conversatie te voeren en hun agressie te verbergen als ze erachter komen dat Kimberley precies dezelfde schoenen heeft gekocht bij Cool Cat als Desiré, en ze misschien zelfs wel met z'n tweeën zijn gaan winkelen, zonder eerst even te appen.
  Het valt misschien niet meer zo op, maar er is een complete entertainmentindustrie opgetuigd rond de verlangens van negenjarige meisjes die zich vermomd hebben als volwassen vrouwen.
  Bij 'RTL Boulevard' scharen ze zich rond Albert Verlinde die midden op het schoolplein vals grijnzend de laatste roddels uit de doeken doet.
  Programma's als 'Help mijn man is een klusser' en 'Leer mij vrouwen kennen' sterken hen in het geloof dat alle jongens in principe onhandige sukkels zijn die ernstig heropgevoed moeten worden en 's-avonds kunnen ze zich verenigen rond een 'waargebeurde' RTL-film waarin een vrouw zwanger wordt van twee misvormde kinderen, als straf hiervoor in elkaar wordt gemept door haar gestoorde echtgenoot, terwijl ze huilend over straat zwerft verkracht wordt door de postbode en hier weer helemaal bovenop komt door een online cursus te volgen en een succesvol advocate te worden die aan het einde van de film al die mannen door haar spitsvondige juridische speurwerk de bak in krijgt.
 
  Die boosaardige mannen kijken ondertussen naar René de Lolbroek die bij Voetbal Inside grappen maakt over de pens van Dikke Jan, of naar James Bond die de chicks versiert en de boef kapot schiet.
  Maar dat zijn allemaal zeer ernstige zaken die de meisjes nooit zullen begrijpen.

dinsdag 25 augustus 2015

Een goed verhaal

RGB free, by lusi
In tegenstelling tot Simone van Saarloos was Zomergast Annejet van der Zijl redelijk goed te volgen. Ze hield min of meer een pleidooi voor het therapeutische schrijven en de helende kracht van een goed verhaal.
  Als journaliste was ze er niet in geïnteresseerd om het nieuws te brengen dat Bosniërs hoogstwaarschijnlijk hun eigen mensen hadden neergeknald, toen die in een rij op brood stonden te wachten.
  Blijkbaar verschil ik van mening met van der Zijl over wat een goed verhaal is, want veel beter dan het verhaal over die Bosniërs wordt het volgens mij niet.

  Van der Zijl leek me iemand die het heerlijk vind om zich in een verhalendeken te wikkelen en de absurditeit van de werkelijkheid zo niet onder ogen te hoeven komen.
  Dat is de kern van therapeutisch schrijven: er gebeurt iets 'onbevattelijks', iemand krijgt een vreselijke ziekte, takelt af, belandt in de goot, wat voor ellende dan ook, en door er een keurig verhaal van te maken schaaf je de harde randjes ervan af, je wikkelt een doekje om het bloeden heen, je geeft het gebeuren een kop en een staart en de compositie geeft een helende werking.

  Van der Zijl werd enthousiast over de manier waarop het verhaal over de slachtpartij van Breivik in een documentaire verteld werd, en daar zit precies het probleem. Je wordt enthousiast van het verhaal, we zijn allemaal suckers voor een goed verhaal, maar in de compositie zit meteen de ontsnapping: doordat je meedeint op de beats van een verhaal dringt het niet meer goed tot je door wat er eigenlijk gebeurt.
  Het verhaal sust je in slaap.

  Het is het eeuwige onbegrip tussen liefhebbers van lectuur en literatuur: de eersten willen een romantisch, spannend of sensationeel verhaal met een kop en een staart, een climax en een logische opbouw en afloop.
  Literatuur is er juist op gericht om al die logische verhalen waar we de hele dag onder bedolven worden zoveel mogelijk te slopen: het zijn doekjes voor het bloeden die je zicht op de werkelijkheid vertroebelen.
  Hoe meer je je bewust bent van de misleiding van goede verhalen, hoe scherper je ziet.

  Een schrijver als Grunberg laat het absurde en het zinloos gewelddadige dan ook vaak bijna uit het niets in zijn romans inbreken: het moet vooral niet te gezellig worden.
  Ik denk dat het ook geen toeval is dat een schrijver als Grunberg zich aangetrokken voelt tot (oorlogs) journalistiek. Wat hij in zijn romans probeert te tonen (een vader die zijn dochter vermoordt omdat ze hem dreigt te ontsnappen) komt aardig in de buurt van de werkelijkheid als we alle verhalensluiers wegtrekken (Bosniërs die hun eigen mensen beschieten omdat ze dat publicitair goed uitkomt).

  Maar je kan er natuurlijk ook voor kiezen om met een dekentje op de bank weg te dromen bij Omar Sharif als Dr. Zhivago en om dat cynische nieuws over die schietende Bosniërs maar even te negeren.
  Journalistiek toont de waarheid van de werkelijkheid, literatuur toont de waarheid van het leven en lectuur laat je wegdoezelen bij een mooie compositie, zodat je nooit zult weten wat je werkelijk hebt meegemaakt.

vrijdag 21 augustus 2015

Discussie

Wikipedia
Ik zit me al een tijdje te ergeren aan de discussie rond illegaal downloaden en de
gelegenheidsargumenten die daarbij van stal worden gehaald. Laatst vertelde iemand mij dat digitale bestanden net zoiets zijn als een boom: het is iets dat gewoon bestaat en eigenlijk van niemand is.
  En dus is de boom van iedereen.
Het verschil tussen een boom en een film, muziek of een boek is dat de laatste drie actief door iemand in elkaar zijn gezet. Iemand heeft bijvoorbeeld vier jaar fulltime aan een boek gewerkt en daar al zijn bloed, zweet en tranen in gestopt. Het gevolg hiervan is dat dit boek het intellectuele eigendom van de schrijver is en als je het wilt lezen, zal je ervoor moeten betalen.
  Dat lijkt me toch niet teveel gevraagd.

  Als je in een restaurant gaat eten verkondig je na het toetje ook niet dat het eten 'eigenlijk van iedereen is' en wandel je ook niet zonder te betalen de deur uit.

  'Maar het downloaden is nu eenmaal de werkelijkheid', hoor je dan. 'Dan moeten muzikanten en schrijvers maar een beter verdienmodel verzinnen.'

  Stel je voor dat inbrekers een super efficiënte manier vinden om in te breken in juwelierszaken. Is dat reden om het verder maar te laten gaan? Moeten die juweliers dan maar een 'beter verdienmodel' verzinnen?

  'Maar de prijzen voor cd's en e-boeken zijn belachelijk hoog. Als ze niet zo duur waren zou ik er wel voor betalen.'

  Stel dat er bij de bakker een brood ligt voor tien euro. Zeg je dan: 'Bakkertje, dat is echt belachelijk. Dat ga ik niet betalen en dat brood neem ik dus gewoon gratis mee' ? Nee, je houdt je geld lekker in je zak en zoekt een andere bakker. Dat is marktwerking en dan gaan de prijzen vanzelf wel omlaag. Het probleem met illegaal downloaden is dat de marktwerking verstoord wordt omdat er iemand op het dorpsplein honderden broden gratis uit staat te delen, broden die hij net bij de bakker op de hoek heeft gejat.

  'Maar die schrijvers en muzikanten kunnen toch al niet rondkomen van hun werk. Het is toch ook een leuke hobby voor ze?'

  Stel dat een bakker een zaakje heeft dat niet goed loopt. Wandel je dan naar binnen om te zeggen:

  'Hey, Bakkertje. Jij verdient toch al niet zoveel en brood bakken is toch ook gewoon leuk als hobby? Daarom neem ik dit halfje wit maar gewoon even mee zonder te betalen, dat snap je toch wel?'

  Er zijn eigenlijk maar twee goede argumenten voor illegaal downloaden:

  1) Het is super makkelijk.
  2) Je loopt geen enkel risico op straf.

  Alle andere argumenten zijn flauwekul en een manier om niet alleen te jatten, maar jezelf ook nog onder de morele schuld uit te wriemelen door de oorzaak bij de bestolene te leggen, in plaats van bij de dief. Dat maakt al die argumenten tot insult added to injury, zoals de Engelsen zeggen: je steelt niet alleen, je geeft je slachtoffer ook nog een schop na door te zeggen dat het zijn eigen stomme schuld is dat hij bestolen wordt.
  
 Dat er toch altijd mensen illegaal zullen blijven downloaden is logisch, gelegenheid maakt de dief en je kan het mensen nauwelijks kwalijk nemen. Maar wees dan wel zo eerlijk om voor je jatwerk uit te komen in plaats van slappe argumenten op te dissen die alleen maar een extra belediging vormen voor degene die al die mooie spulletjes heeft gemaakt.

woensdag 19 augustus 2015

Vreemd

RGB free, by hapekla
We zaten in de zesde klas en waren bezig met onze eindexamens. Buiten scheen de zon, we hingen rond in de kiosk die midden op het schoolplein stond. Ik zat op de blauwe leuning een shagje te roken en ik keek naar J.C. die aan een soort performance bezig was.

  J.C. was vijf jaar eerder op school verschenen met onder zijn arm een ouderwetse lichtbruine schooltas met zijvakjes, een flinke bril en zwart haar dat half over zijn ogen hing en vol zat met roos.
  Hij scheen van zijn vorige school te zijn geschopt.
  Al snel bleek J.C.'s meest opvallende eigenschap een aan waanzin grenzende koppigheid te zijn. De leraar wiskunde wilde bijvoorbeeld dat J.C. de hele som uitschreef en niet alleen het goede antwoord.
  J.C. leverde een blaadje in met twintig goede antwoorden en kreeg een één terug. Dit herhaalde zich net zolang totdat hij het lokaal niet meer in hoefde te komen.
  Tussen de lessen door filosofeerde hij in de gangen over de aard van de werkelijkheid, als we bij het juiste lokaal aankwamen ging hij met zijn hoofd op zijn armen liggen slapen.
 
  En nu was het onze laatste zomer op de middelbare school en J.C. had speakertjes aangesloten op een walkman en draaide Spaceman, van Babylon Zoo.
  De bril was verdwenen en de haren waren uitgegroeid tot een flinke paardenstaart. Alleen de lichtbruine schooltas herinnerde nog aan de jongen die vijf jaar eerder de school binnen was komen wandelen.
  Met een sigaretje in zijn mondhoek danste hij onbeholpen op de muziek, in zichzelf gekeerd, waarschijnlijk lichtelijk stoned zong hij het catchy refreintje mee:

There's a fire between us
So where is your God?
There's a fire between us
I can't get of the carousel

Verder was het stil op het schoolplein, sommigen van ons groepje moesten nog examen doen, anderen waren al geweest.
  Maar niemand maakte zich al te druk: de zon scheen en we rookten, we waren zeventien en we luisterden naar muziek en het had er alle schijn van dat er nooit iets zou gebeuren wat ons leven in de war zou kunnen schoppen.
   Als ik naar foto's uit die tijd kijk zie ik de werkelijkheid zoals hij was voordat ik even met mijn ogen knipperde. Als ik in de spiegel kijk zie ik een dikke kop die me vaag aan iemand van vroeger doet denken.
  Mijn vrienden zijn uitgegroeid tot groteske versies van zichzelf, we zijn tijdens een tussenuur per ongeluk een spiegelpaleis binnen gewandeld en nooit meer de oude geworden.

  Vanochtend hoorde ik dat J.C. overleden is.
  Een vreemd bericht.
  Naar mijn weten is hij toch echt springlevend, hij stond gisteren nog in de kiosk een raar dansje te doen op Spaceman. Hij rookte een camel sigaret en hij was de enige die het gedicht bij het examen Nederlands begrepen had. Zijn ouders hebben een huisje in Zeeland en in de vakantie gaan we daar bier drinken en aan het strand liggen en heel veel muziek luisteren en alles zal helemaal in orde zijn.

maandag 10 augustus 2015

Zomergast

RGB Free: by krappweis
Toen ik op pakweg zestienjarige leeftijd voor het eerst een aflevering van Zomergasten zag, begreep ik meteen dat dit het hoogst haalbare in een mensenleven is: Zomergast te zijn.
  Drie uur televisie om jou heen, Nederland dat aan je lippen hangt.
  Ik nam mij voor ook Zomergast te worden, maar naarmate de jaren verstreken moest ik de realiteit onder ogen gaan zien: het Zomergastenschap is maar weinigen gegeven.
  Ik begreep dat je eerst een knap literair oeuvre bij elkaar moest schrijven, een florerende business op moest zetten of op z'n minst dertig jaar op televisie moest zijn geweest, voor je een uitnodiging kreeg om je te melden bij de VPRO-studio om bijgezet te worden bij de groten der aarde.
 
  Maar toen was daar Simone van Saarloos.
  En mijn droom was in één klap weer springlevend.

  Filosofe, een paar columns in de NRC Next en een boek in voorbereiding. Als ik nu als een dolle aan het werk ga, moet ik over vijf jaar klaar zijn voor het Zomergastenschap.
  Tot die tijd oefen ik alvast voor de spiegel, beslagen ten ijs komen is het halve werk. Ik heb gisteren naarstig aantekeningen gemaakt en ik denk dat ik nu al aardig voor de dag zou komen. Hier zou ik bijvoorbeeld de avond mee openen:

   'Ik merkte dat mijn fragmenten allemaal te maken hebben met zand. Het zand van het strand, het zand van de zandloper, zanderige tijd die aan het strand verstrijkt.'
  
  'Alles is tijd, maar tegelijkertijd is tijd tijdloos en is tijd dus eigenlijk zelf helemaal geen tijd.'

   'Ik wil vragen stellen over tijd, die antwoorden oproepen die ervoor zorgen dat jij je af gaat vragen of je ideeën over tijd wel om antwoorden vragen, of dat ze zelf al een antwoord zijn, vermomd als een vraag.'

   'Jouw tijd en mijn tijd zijn niet per sé dezelfde tijd, de uitdaging is om onze tijd synchroon te laten lopen, een tijdloze zone te creëren binnen de tijd, waarin onze tijd de enige tijd is die bestaansrecht heeft, wat ons de vrijheid binnen de vrijheid oplevert, een dubbele vrijheid doordat de tijd er altijd tegelijk voor ons beide is.'

  'Jij hebt een kaal hoofd. Ik heb haar. De tijd heeft jouw haren doen verdwijnen. Voel eens aan mijn haar. Voel je het verschil? Voel je hoe de tijd verdwijnt als je mijn haar aanraakt? Waar zijn jouw haren in de tijd gebleven? Door symbolisch de tijd uit te vagen ga je terug in de tijd. Wat gebeurt er als je een pruik opzet en mensen denken dat je haar op je hoofd hebt? Ben je dan de tijd te slim af geweest? Ben je een bedrieger of een heilige met een pruik op je hoofd? Dat zijn de vragen waar ik wil dat wij vanavond over na gaan denken.'

  En dan start het eerste fragment: een obscure Indiaanse film over een ezeltje dat altijd tegen de klok in om de waterput heen loopt en geen dag ouder lijkt te worden.
 
De mensen zullen niet weten wat ze meemaken.

zaterdag 1 augustus 2015

Knuffel

RGB Free, by COBRAsoft
Ik heb een betrouwbaar gezicht. Nu denkt u natuurlijk: 'dat kan jij wel zeggen, maar misschien zie je er wel uit als een overspannen gek die elk moment een Kalasjnikof tevoorschijn kan halen om als een dolle om zich heen te gaan maaien, terwijl je roept: "ik wilde alleen maar half-volle melk". Ik zou je in ieder geval nooit vertrouwen.'

  Daarom hierbij drie bewijzen voor mijn betrouwbare gezicht.

1) Ik haalde een paar jaar geleden muntjes om bier te kunnen drinken op het bockbier festival in Den Bosch. Toen ik mijn muntjes na telde kwam ik erachter dat ik te weinig muntjes voor mijn geld had gekregen. Ik ging weer in de rij staan. De jongen achter de houten tafel hoorde mijn verhaal aan, zei 'je hebt een betrouwbaar gezicht' en gaf me twee extra muntjes.

2) Ik bezorgde post en ik werd aangesproken door een enigszins verwarde vrouw die post verwachtte maar hem niet gekregen had. Toen ik haar vertelde dat ik bij haar bezorgde klaarde haar gezicht op. 'Wat een prettig idee', zei ze. 'Jij hebt echt een betrouwbaar gezicht.'
  Dat mensen met betrouwbare gezichten ook behoorlijk belabberde postbezorgers zouden kunnen zijn kwam kennelijk niet bij haar op, maar daar gaat het nu niet om.

3) Ik stond in de rij voor het Concertgebouw in Amsterdam. Binnen zou zo dadelijk een Anatomische Les gegeven worden door Linda Partidge. Ik had Partidge die ochtend willen interviewen, maar dat was zoals gewoonlijk weer eens gesaboteerd door de NS. Nu stond ik op goed geluk in de rij voor het Concertgebouw zonder kaartje, het plan was om haar naar haar lezing dan maar een paar vragen te stellen.
  Toen ik aan de beurt was legde ik mijn verhaal uit aan een meisje. Die keek heel moeilijk en zei: 'ik bel het hoofd van de beveiliging wel even.'
 Het hoofd van de beveiliging was hoekig, hij praatte in zijn kraag en hij keek om zich heen alsof we elk moment door de Taliban overvallen konden worden. Hij luisterde ongeveer tien seconden naar mijn verhaal en greep toen naar zijn binnenzak. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had, maar hij haalde met een vriendelijke grijns twee kaartjes tevoorschijn.
  'Eén voor de lezing en één voor de besloten borrel daarna', zei hij. 'Veel succes ermee.'

  Dat zijn dus de prettige aspecten van het hebben van een betrouwbaar gezicht. De minder prettige aspecten bestaan eruit dat je aangeschoten wild bent voor zwervers, collectoren en ander gespuis. Ze ruiken je op vijfhonderd meter afstand, ze trekken naar je toe alsof je een lokgeur afscheidt. Het maakt niet uit of je naar de lucht kijkt, de grond, boos of afwezig. Ze zien een betrouwbaar gezicht en ze slaan aan als een dolle hond.

  Ze liep ik onlangs de Albert Heijn binnen. Ik zag haar al van veraf staan, maakte een ontwijkende beweging, maar toch kwam ze met open gespreide armen op me af.
  'Mag ik u een knuffel geven', vroeg ze.
  'Nee', zei ik. 'Liever niet.'
  Dit bracht haar vreemd genoeg totaal niet van slag. 'Wilt u dan wat doneren voor zieke straatkinderen?'
  'Ik heb geen geld bij me', zei ik, wat de waarheid was. 'Ik heb alleen maar een pinpas.'
  Nu begon ze toch een beetje aan mijn betrouwbaarheid te twijfelen.
  'U hoeft niet veel te geven hoor.'
  'Ik heb echt geen geld bij me', zei ik, en ik liep weer door.
  Toen ik weer naar huis liep vroeg ik me af of ik terug moest gaan met wat kleingeld, maar ik corrigeerde mezelf. Vandaag zou de eerste dag worden van mijn onbetrouwbare bestaan.