maandag 14 januari 2013

Zwelgen in weemoedige morsigheid

Foto: flickr, by Hc_07
In Albany besloten we te overnachten. Er was nog geen sneeuw te zien, maar ze was te moe om verder te rijden.
  'Het lijkt net een stad in het Oostblok', zei Rebecca.
  De straten waren verlaten. Alleen bij een bushalte stonden een paar negers.

– Fantoompijn, Arnon Grunberg



Het beslissende boek, het boek dat je raakt zoals geen ander boek je ooit meer zal raken, lees je volgens geheugenpsycholoog Douwe Draaisma vaak zo rond je twintigste. Dit is later dan dat je de beslissende muziek hoort: dat is meer iets voor de pubertijd. Een boek, daar zit al afstand in.

  Toen ik negentien was nam ik bus twaalf van de Uithof naar de binnenstad van Utrecht om een boek te kopen. Deze missie was vrij uniek: nog nooit had ik een boek gekocht. Ik kocht cd's, een boek trok ik wel uit de kast van mijn ouders, meestal op goed geluk. Wat was er gebeurd? Ik had per ongeluk een boek gelezen van Arnon Grunberg en dat vond ik het grappigste dat ik ooit gelezen had. Het boek heette Figuranten en ging over een vreselijke schlemiel die acteur wilde worden. Kreeg hij eindelijk een rol dan werd hij dertig keer door een hoertje van de trap gegooid en hoorde hij de dames van de catering tegen elkaar fluisteren: 'ze hebben er wel weer eentje uitgezocht.'
  En nu had deze Grunberg een nieuw boek geschreven: Fantoompijn. Ik betrad de boekwinkel om dit boek aan te schaffen, stopte het in mijn rugzak, at een loempia aan het standje op de brug voor het Stadhuis, met scherpe saus eroverheen, en nam de bus weer terug naar de studentenflat. Daar rookte ik twintig sigaretten, dat deed ik die tijd om niet helemaal duidelijke redenen, zette een cd van de Doors op en las mijn aangeschafte boek.
  Inmiddels heb Fantoompijn zeker zeven keer gelezen en ik vind het nog steeds een geniaal boek. De kwestie van het beslissende boek heeft alles te maken met timing: het moet het juiste boek op het juiste moment zijn. Als ik voor het eerst Nirvana had gehoord op mijn tweeëndertigste had ik het waarschijnlijk wel goed gevonden, maar nooit zo goed als toen ik veertien was. De juiste leeftijd maakte het tot niets minder dan een openbaring. Als je tweeëndertig bent krijg je geen openbaringen meer, dan spaar je zegeltjes voor een gratis ijskrabber bij de HEMA.

  Wat maakte Fantoompijn tot het juiste boek op het juiste moment? Fantoompijn is een boek waar de weemoed vanaf druipt. Elke zin is doordrongen van de totale vergeefsheid van alles dat we doen, en, tegelijkertijd, van de schoonheid van die mislukking. Negentien jaar is een uitstekende leeftijd om de vergeefsheid van het leven in te zien. De puberale boosheid is verdwenen, heeft zich gestold tot een inzicht dat het allemaal geen moer uitmaakt, maar het zwelgen is nog niet voorbij. Ook in morsigheid kan gezwolgen worden. En zwelgen in morsigheid, dat is Fantoompijn. Het gaat over nachtwinkels, hotelkamers, geleende limousines en gokken met andermans geld. Over hele en halve oplichterij, affaires met de moed der wanhoop en halfslachtige pogingen tot alcoholisme. 
  Was ik tweeëndertig geweest, dan was het nog steeds een goed boek geweest. Maar zwelgen in morsigheid, daar heb je de tijd niet meer voor. Je moet naar de HEMA, voordat de voorraad is uitgeput en je helemaal voor niets die zegeltjes hebt gespaard.