zaterdag 29 oktober 2011

Toekomst

Foto: flickr, by Hawkexpress
Vervreemd staarde ik op Utecht Centraal naar een lege wand. Geen klikkende blauwe bordjes meer? Ik was zojuist aangekomen uit Amsterdam, waar ik langs de tentjes van de occupy-movement was gelopen. Ze waren nog steeds druk aan het occupyen, een groezelige man verzorgde op een podium een Engelse rap die over vrijheid ging. Normaal gesproken zou zo iemand totaal genegeerd worden en zou je een beetje angstig om hem heen schuifelen, maar nu had hij een enthousiast publiek. Voor deze performer was het graaiend bankwezen waarschijnlijk het beste wat zijn carriere in vele jaren was overkomen. Elk nadeel heeft zo te zien maar weer zijn voordeel, en een onbetrouwbare waard kan zijn gasten verwachten, zoals vanmorgen een Johan Cruyff imitator in de Volkskrant gniffelde.
  Over J.C.' s gesproken: waar zou die andere J.C. eigenlijk geweest zijn zonder het onderdrukkende regime van de Romeinen? Zo komt die schreeuwer op de dam mooi van een cirkel rond, om maar eens een imitator te imiteren.
 
  Maar ondertussen stond ik daar dus nog steeds naar dat blauwe bord te staren, dat er dus helemaal niet meer was. Gedesorienteerd liep ik Utrecht binnen, op het Neude wilde ik in dat mooie postkantoor wat zegels en enveloppen scoren.
  De deur was dicht: 'Gesloten', zei een man tegen me, 'het laatste postkantoor van Nederland is dicht.'
  Een duizeling overviel me, dit werd me even teveel.
  Uren later werd ik wakker door het geluid van een cirkelzaag. Ik opende mijn ogen en het eerste wat ik zag was het hoofd van Charles Groenhuizen.
  'Wat is er aan hand Charles', vroeg ik angstig, 'wat gebeurt er allemaal?'
  'Je hersenen werden zojuist blootgelegd', antwoordde Charles, 'de chirurg is even een bloeding aan het stelpen.'
  'Maar waar ben ik in vredesnaam?'
  'Live op omroep MAX', grijnsde Charles, en achter zijn hoofd was op een levensgroot scherm het perfect ronde gat van mijn schedel te zien.
  'Op tv, dat nooit', schreeuwde ik, 'en al helemaal niet op omroep MAX.'
  Ik gooide het blauwe hemd van me af en sprong het scherm binnen, recht mijn eigen schedeldak in.

maandag 24 oktober 2011

Old School

Foto: flickr, by quannum
En Khadaffi kwam aan de macht, en gedurende veertig jaar heerste hij. En het volk droeg hem op handen. Maar hij werd een tiran en hij verzamelde duizend vrouwen die hem beschermen moesten. En hij onderdrukte zijn eigen volk. En het volk kwam in opstand en schoot bommen en granaten. En Khadaffi verschool zich in Tripoli, maar deze stad viel na vele maanden. En hij vertrok in een karavaan naar Sirte, zijnde zijn geboortestad.

En vele maanden vochten hij en zijn getrouwen in Sirte, maar ook deze stad viel. En vroeg in de ochtend vluchtte hij met zijn vrouw en zijn kinderen. En de karavaan werd beschoten vanuit de lucht, en velen van zijn volgelingen stierven. En hij vluchtte onder de grond, waar zijn vijanden hem vonden. En zij haalden hem onder de grond vandaan en zij schoten hem dood. En zijn zoon werd gevonden en ook hij werd doodgeschoten. En dat was goed, want hij had zijn eigen mensen vermoord. En zijn lichaam werd in een huis gelegd en lange rijen mensen bespuugden zijn lijk.

vrijdag 21 oktober 2011

Confabuleren

Foto: flickr, by Dannymx
  Voor Filosofie lees ik oude Grieken: de Stoa, Plato, Aristoteles. Ooit heb ik eens ergens gelezen dat de oude Grieken eigenlijk helemaal niet oud zijn, ze zijn juist jong. Toen zij in witte mantels rond liepen te discussieren was alles nog fris en nieuw. Wij zijn juist oud, wij dragen drieduizend jaar 'beschaving' op onze uitgezakte oudemannen schouders.
  Toen ik zelf nog jong was, las ik ook al oude Grieken. (Inmiddels zijn die Grieken dus nog een stukje ouder, of juist een stukje jonger geworden)

Dat vond plaats in een houten keet aan de rand van het schoolplein. Met een uitverkoren groepje lazen wij de laatste twee uur op vrijdag de oude Grieken. De leraar had een baard en als hij in een goede bui was dan mocht iemand appelflappen op zijn kosten gaan halen. Ik had in die tijd de neiging om met gebogen rug over mijn tafeltje te hangen. Een meisje deelde me mee dat ik op die manier helemaal scheef zou groeien. Inmiddels is dat meisje dood, en mijn rug staat zo recht als een plank. Dat eerste is gelukkig niet waar, het tweede ook niet echt.

  Een jongen uit het bevoorrechte groepje moest in de vakantie de halve Homerus uit zijn hoofd leren, anders mocht hij het jaar daarop geen eindexamen doen. De eerste schooldag van het nieuwe jaar vroegen we benieuwd hoe hij zijn zomer had doorgebracht. Hij had van alles gedaan, maar hij had geen letter Grieks gelezen. Het eerste uur moest hij zich melden in de houten keet. De rest van de klas had nog geen les. Vanonder het overdekte plaatsje op het midden van het schoolplein keken we toe hoe hij zich tussen de houten paaltjes doorwurmde die het schoolplein van de keet scheiden.
  Tien minuten later kwam de leraar Grieks tevoorschijn, hij stak meteen een sigaar op. Daarna liep hij driftig naar de hoofdingang van de school, op enkele meters gevolgd door de grijnzende jongen.
   Die jongen heeft nooit eindexamen Grieks gedaan, maar wel een internetbedrijf opgezet waarmee hij op zijn drieentwintigste al miljonair was. De leraar werd twee jaar nadat ik de school verlaten had in Afrika opgegeten nadat hij midden in de nacht zijn tent verlaten had om een sigaar op te steken, waarna een tot dan toe luierende panter zich uit de boom boven zijn hoofd met uitgezette klauwen in zijn baard liet vallen.
  Gisteren keek ik televisie, toen het vermoorde lichaam van Khadaffi vertoond werd door Al-Jazera stond er tegelijkertijd onderin beeld dat Chelsea in de Champions League Racing Genk verpletterd had.
  Vreemd genoeg is van die laatste drie dingen alleen het laatste waar.

woensdag 12 oktober 2011

Gangbusters

foto: flickr, by setaysha
Er zijn weinig taferelen waaraan je zo duidelijk kan zien dat we van de apen afstammen als de praatprogramma's over voetbal.
  Bij Studio Voetbal ligt verslaggever Arno Vermeulen duidelijk onderaan het rotsje te spartelen. Als hij het waagt om een mening te hebben duiken de andere apen erbovenop als een stelletje gangbusters. Het ondergeschikte lid moet meteen zijn plaats worden gewezen.

De inhoud van wat Vermeulen zegt doet er dan ook totaal niet toe. Het enige dat gewicht in de schaal legt is status, en dat is min of meer recht evenredig met je ervaring al voetballer.
  Als Arno oppert dat een rechtsbenige Anita op links onhandig is, klapt Jan Mulder er meteen bovenop: 'totaaaale onzin.' Had Arno gezegd dat het niet uitmaakt dat Anita rechts is, dan had Jan een beetje meewarig met zijn hoofd geschud: droevig geworden door zoveel voetbal-onbenul.
  Interessant is ook Jan van Halst. Van Halst zit een beetje in het midden. Hij heeft gevoetbald, maar was geen topper. Als van Halst iets zegt kan het vriezen of dooien. Jan Mulder kan boos beginnen te briezen of van Halst vriendschappelijk op zijn schouder gaan slaan.
  Om zijn enigszins wankele positie toch iets sterker te maken, acteert van Halst de wijze man. Voordat hij iets zegt kijkt hij een beetje peinzend voor zich uit, om zijn stelling er dan bedachtzaam uit te laten rollen.

Probleem in apenland: wat doe je als je helemaal van de rots bent afgedonderd? Apenkoning René van der Gijp zit al weken thuis: overspannen en angstig. Maar hij begint terug te komen, zijn bewegingen om de rots weer te beklimmen worden zichtbaar. In VI neemt hij alvast een voorschot:

'Van de ene op de andere seconde, alsof er een schakelaar werd omgedraaid, was ik van de wereld. Ik ging eerst als een gek transpireren.'

Signaal naar de rots: 'Ik had een hele heftige lichamelijke aandoening.'

'Achteraf beseft Van der Gijp dat hij ongezond geleefd heeft, qua werk op zijn tenen heeft gelopen'

Signaal naar de rots: 'De oorzaak was ook lichamelijk, en had een mannelijke oorzaak: hard werken.'

'Mijn vriendin werd gebeld vanuit de gevangenis in Brugge. Wanneer ik weer terug was in het programma, want ze misten me in de bajes.'

Signaal naar de rots: 'Ik heb nog steeds humor en andere mannetjes vinden me nog steeds stoer.'

Geen woord over de dood van Frits Korbach, geen woord over de beweringen van Johan Derksen dat hij bang voor de dood zou zijn. Alles was lichamelijk, en alles wordt weer toppie.
  Binnen een paar weken zit van der Gijp weer lekker bovenop de rots op zijn borst te kloppen.

zaterdag 8 oktober 2011

Beroemd

Foto: flickr, by warrenski
Ik stapte in Den Bosch in de trein, ik ging op weg naar de RAI in Amsterdam waar achtduizend huisartsen en praktijkondersteuners tegen de bezuinigingsplannen van minister Schippers gingen demonstreren. Naast me kwam een vrouw zitten, aan de andere kant van het gangpad gingen twee mannen zitten.
  'De tolkentelefoon, die gaat er ook al uit', zei de vrouw ter hoogte van Culemborg tegen een van de mannen. 'Het is niet te geloven', antwoordde de man.
  Ik pakte mijn blocnote en pen en vroeg aan de vrouw: 'Bent u huisarts?' Toen ik haar naam noteerde zei haar collega: 'Nou Els, je wordt beroemd.'
  Toen we in Utrecht aankwamen stond er een man achter ons op, hij verklaarde zich solidair te zijn met de stakende huisartsen. 'Wat jullie doen is echt belangrijk', zei de man, 'anders dan bijvoorbeeld kunst.'
  'Wat doet u, als ik vragen mag', vroeg ik aan de man. 'Ik ben journalist', zei de man, 'voornamelijk kunstjournalist.'

Een lange stroom strijdlustige huisartsen verplaatste zich van station RAI naar de RAI. Het regende, het waaide. De SP stond flyers uit te delen. In de perskamer was de flesopener zoek. Iemand vroeg of er WiFi was. Een vrouw werd gebeld, op samenzweerderige toon werd er een wachtwoord meegedeeld. Tussen de pleidooien tegen het kabinet door zong een co-assistent met een gitaar een liedje.
  Toen ik het gevoel kreeg dat de doden  bijna weer zouden gaan lopen, begon ik door de regen weer naar station RAI te ploegen. Station RAI, station Zuid, Station Bijlmer ArenA, het kan aan mij liggen maar het komt me voor als het deprimerendste stukje Nederland.
  Treinen en metro's die van nergens naar nergens gaan, van de ene Albert Heijn to-go naar de andere, gevuld met pakken die aan centjes denken en petjes die aan sigaretjes denken.

Op Utrecht Centraal liep ik achter een vrouw die een groot geel herfstblad onder haar rechter hak had zitten. Het blad werd de hele stationshal door getikt, de trap af, de buitenwereld in. Herfst. Je doet er helemaal niets aan.

zaterdag 1 oktober 2011

Vooroordelen

foto: Flickr, by Dottie Mae
De intercom ging: er stond iemand beneden aan de flat te bellen. Met tegenzin slofte ik naar de telefoon op de gang. Bezoek verwachtte ik niet, en ik had wel een idee wie het was. De psychotische buurman bijvoorbeeld, die op zoek is naar zijn ex-vriendin waar hij nog meerdere appeltjes mee te schillen heeft. Of anders wel de politie met het vriendelijke verzoek onmiddelijk het pand te verlaten omdat het bestormd dreigt te worden door tokkie-groepje nummer 1, dat in een generaties terugvoerende vete is verwikkeld met tokkie-groepje nummer 2.
  'Ja?'
  'Kinderpostzegels!'
Kinderpostzegels. Er klonken inderdaad hoge stemmetjes, maar het konden natuurlijk ook van die opgeschoten etterbakken zijn die denken dat ze grappig zijn. Voordeel van de twijfel. Openzoemen. Vier jongetjes rennen de trap op. De grootste draagt een map. Kinderpostzegels.
  Wat een geniaal idee, dacht ik bij mezelf. In plaats van te denken: 'laten we maar geen achtjarige kinderen in deze wijk loslaten en die bij willekeurige mensen laten aanbellen, de kans is net iets te groot dat er eentje aanbelt bij een psychoot die met een mes achter de deur op zijn ex-vriendin zit te wachten' , het gewoon toch doen.
  'Kom maar binnen', zei ik. Vier jongetjes verdrongen zich in mijn halletje. Jongetjes van Berberse afkomst. De ene begon onmiddelijk alle magneetjes op de koelkast te herrangschikken. De tweede begon uitgebreid naar binnen te loeren. De derde vroeg: 'heb jij een hond?' De vierde, de grootste met de map, vroeg wat ik wilde kopen.
  Ik kruiste wat dingen aan, een tweede groep jongetjes rende ondertussen naar boven. 'Ze zijn je fiets in elkaar aan het schoppen', schreeuwden ze tegen het oudste jongetje. 'Wie', vroeg deze, weinig onder de indruk. 'Huppeldepup en huppeldepup, omdat jij hun fiets in elkaar heb geschopt.' 'Moet ik deze getallen zelf bij elkaar optellen', vroeg ik aan het jochie. Hij begon het uit zijn hoofd uit te rekenen en kwam met een getal op de proppen. 'Ik pak wel even een rekenmachientje', zei ik.
  Ik rekende het na, verdomd dat het nog klopte ook.
  Toen ze allemaal schreeuwend de trap weer af waren gerend, telde ik onmiddelijk mijn magneetjes na. Ze waren er allemaal nog.