zondag 31 juli 2011

Broodtrommel

Ik sta bij Station Utrecht op een bus te wachten. Het regent, mensen staan als koeien samengeschoold onder een klein afdakje. Er worden paraplu's opgestoken, een oude vrouw verliest bijna haar linker oog. Omdat we allemaal elke dag op dezelfde tijd dezelfde bus nemen, weten we hoe de buschauffeur eruit ziet.
  Als één man draaien we ons hoofd naar links, wanneer hij achter een andere bus tevoorschijn komt.
  Hij heeft geen haast, hij heeft een pet en draagt een bruine aktetas. De tas zit volgeplakt met stickers, het zijn vooral stickers van FC Utrecht. Ook zit er een grote sticker van het Ajax-logo op, met een rode streep erdoorheen en daaronder  in zwarte letters: dood aan Ajakkes. De buschauffeur is een jaar of vijftig. Hij maakt de deur open door op een knopje vooraan te drukken, installeert zich, schuift zijn geldla op de goede plek, gebaart dan dat we binnen kunnen komen.
 
  De meeste mensen hebben een ov-pas, die hoeven alleen maar te scannen. Een meisje doet onhandig met een strippenkaart, de mensen die nog in de regen staan morren. Als we door de busbaan langs het spoor zijn gereden en rechtsaf onder de tunnel doorgaan richting kanaleneiland, trapt de chauffeur ineens op de rem.
  Met een klap staan we stil, de chauffeur springt de bus uit en rent op twee jongens af die onder de tunnel voor de regen staan te schuilen. Ze dragen wijde broeken, één van de twee heeft een ajax-shirt aan. De chauffeur heeft zijn broodtrommel meegenomen, hij slaat de jongen met het ajax-shirt met de trommel op zijn hoofd. Op de broodtrommel zitten ook stickers van FC-Utrecht, de boterhammen die eruit vliegen zijn bedekt met kaas en met ham.
  De jongens krimpen in elkaar, ze proberen de chauffeur af te weren. Als hij even inhoudt rennen ze weg, de chauffeur gooit zijn trommel achter ze aan.
  Hij pakt de trommel weer op, veegt wat stof van zijn kleren en stapt de bus weer in.
  'Excuses voor het ongemak', zegt hij door de microfoon. 'Volgende halte is de Croeselaan.'
Drie haltes verder durft er pas weer iemand op het knopje te drukken.

woensdag 27 juli 2011

Bloed op het spoor

Foto: flickr, by Guille.17
  Sinds ik Joost Zwagerman drie jaar geleden in het onvolprezen boekenprogramma van de inmiddels ter ziele gegane zender 'Het Gesprek' op zijn kenmerkende enthousiasmerende wijze over het boekje hoorde oreren, heb ik mijn kansen afgewacht. Had ik nog langer gewacht dan had ik het boekje waarschijnlijk gratis bij een fles afwasmiddel kunnen krijgen, maar inmiddels heb ik het toch maar voor een paar euro bij de Slegte opgehaald: Groeten van Rottumerplaat.
 
  In dit boekje vertellen ruim honderd Nederlandse schrijvers welk muziekalbum zij naar een onbewoond eiland mee zouden nemen. Schrijvers die over muziek schrijven gaan vaak behoorlijk los (je hebt het sterke vermoeden dat een niet gering aantal veel liever met een gitaar op het podium had gestaan in plaats van met een bleek gezicht boven dat toetsenbord te hangen, maar ja, maatgevoel en podiumvrees stonden in de weg) en dat is in dit boekje niet anders.
  In de inleiding merkt Zwagerman op dat veel schrijvers hun 'initiatie-album' mee naar dat eiland willen nemen. Wat is een initiatie-album? Een initiatie-album is het album dat je hoort in de 'ontvankelijke leeftijd' (grofweg tussen je vijftiende en vijfentwintigste) en dat je met een schok doet ontwaken uit je veilige kinderbestaan. Het initiatie-album is een soort openbaring: 'de soundtrack van het afscheid van het hoogsteigen sprookjeswonderland en een entree in de wereld, onttoverd of juist magisch.' (Citaat Zwagerman)
 
  Twee schrijvers (Martin Bril en Saskia de Coster) kozen een plaat die ik zelf als 'initierend' aan zou wijzen: Nevermind van Nirvana. Voor Bril lijkt Nevermind me trouwens niet een plaat te zijn die zijn 'ontwaken' begeleidde, hij was tegen de tijd dat Nevermind uitkwam in de dertig. Wat me bij het volgende punt brengt: Nevermind mag dan wel mijn 'initiatie-album' zijn, maar zou ik hem ook meenemen naar dat eiland?
  Ik moet er niet aan denken.
Als je vast zit op een eiland, en je mag één album continu draaien, kies je dan voor de soundtrack van je pubertijd? Steeds opnieuw die schok der herkenning beleven, dat gevoel het paradijs uitgeschopt te worden en met een klap in de echte wereld belanden, waar alles pijn doet? Liever niet.
  Ik zou mooi een album meenemen waar je je behaaglijk in kan nestelen, een rijk album vol schakeringen, waarin niet alleen lucht gegeven wordt aan 'teenage angst', maar aan het hele palet van emoties: liefde, verdriet, eenzaamheid, saamhorigheid.
  Het album dat ik meeneem moet als een schilderij zijn waar je nooit op uitgekeken raakt, een film die je honderd keer kan zien.
  Ik schuif het rijkste album van de meest talentvolle popartiest van de twintigste eeuw in mijn tas: Blood on the Tracks van Bob Dylan. En dan maar hopen dat ze me een beetje met rust laten op mijn eiland.


maandag 25 juli 2011

The wind, you can blow it

Een ode en een karikatuur ineen, daar moet je getalenteerd voor zijn. Syd Barret was de vroege zanger van Pink Floyd en had zo zijn eigen mening over het fenomeen Dylan in de jaren zestig:

'I'm a poet, don't you know it, and the wind, you can blow it'

Het liedje is bedoeld als parodie, maar het doet zo goed een Dylan-liedje na dat het eigenlijk gewoon een geweldig nummer is dat niet meer uit je kop gaat:

zondag 24 juli 2011

Roman

Foto: flickr, by richat
Bij gebrek aan voetbal analyseer ik Zomergasten. De wedstrijd met Marc-Marie Huibrechts geef ik een stevige acht wat betreft amusementswaarde. Maar is het ook een goeie wedstrijd?
   Dat is het, maar niet dankzij Jelle Brandt Corstius, de Ronald Koeman van de interviewers: net zo goed als zijn materiaal.
   De avond wordt gemaakt door Huibrechts. Hoogtepunt: de aflevering van Frans Bromet over een lichtelijk verstandelijk gehandicapte man die last heeft van een hond die steeds over een twee meter hoge schutting gaat hangen om eens lekker bij de buren naar binnen te loeren. Ik vind Bromet een soort genie: hij tast situaties af alsof hij ze ter plekke aan het verzinnen is, zijn scenes krijgen vanzelf een literaire waarde. Als hij over die hond begint springt het beest onmiddelijk met zijn kop boven de schutting uit, als een figurant die in de coulissen klaar staat om zijn sleutelrolletje te spelen.
  Als Bromet aan iemand vraagt om een brief voor te lezen, staat er altijd iets waanzinnigs in wat allerlei lijntjes soepel bij elkaar bindt, of alles ineens in een compleet ander daglicht stelt, waardoor een hele situatie kantelt.
  Als je denkt dat je leven stompzinnig en nietzeggend is moet je Bromet met zijn camera uitnodigen, hem een dag door je leven laten lopen en als je het resultaat ziet zullen je de ogen opengaan: je bent helemaal niet onbeduidend, je bent de hoofdpersoon van een schitterende roman. 

zondag 17 juli 2011

Een mooi gezicht

Foto: flickr, by Surinder Singh
Co Adriaanse is terug in Nederland: wat zal hij gaan doen? Zijn CV wat betreft relletjes is indrukwekkend. Ik herinner me een ontslagen caféhoudster bij Willem II die na veertig jaren trouwe dienst haar kroketten elders mocht gaan bakken, alsook de legendarische uitspraak 'een goed paard is nog geen goede ruiter', wat sloeg op de trainerskwaliteiten van Marco van Basten en hem vervolgens bij Ajax zijn kop kostte. Co heeft vaak gelijk, en wanneer hij vindt dat hij gelijk heeft zegt hij dat gewoon, de sociale mores kan hem gestolen worden. Een tip van de sluier over de nieuwe sociale bres die Co gaat slechten werd opgelicht bij een persconferentie van FC Twente. Over Twente-speler Nacer Chadli zei Co het volgende:

'Nacer is creatief, sterk, snel, doelgericht, hij heeft een fantastische trap en hij schakelt voortreffelijk om. En die stijl hè: alles is mooi aan hem, zelfs zijn gezicht.'

Zelfs je naam is mooi, dat zong Henk Westbroek al, maar een mooi gezicht dat liegt er ook niet om. In een klap werd het me duidelijk: Co is teruggekomen naar Nederland om in het voetbal de homo-emancipatie eindelijk eens even een stevige slinger te geven.
  Nu Co zich uitgesproken heeft, kunnen spelers en trainers eindelijk vrijuit praten over de lichamelijke kenmerken die een hevige opwinding teweeg brengen.
  Frank de Boer over Theo Janssen: 'Theo is misschien niet moeders mooiste, maar heb je die dijen weleens gezien? Prachtige steunpilaren van dat volle mannenlichaam, wie zou zijn armen daar niet eens stevig omheen willen slaan?'
  Peter Bosz schijnt al druk bezig te zijn met het schrijven van een sonnet waarin hij de trouwe bruine hondenogen van Samuel Armenteiros bezingt ('Armenteiros, je naam rijmt niet voor niets op Eros') en Fred Rutten zit ondertussen met zijn handen in het haar. Na de persconferentie van Co is hij meteen zijn elftalfoto gaan bestuderen en hij blijkt tot zijn schrik verreweg het lelijkste team van de Eredivisie te hebben. Godzijdank hebben ze van de zomer Balázs Dzsudzsák verkocht, maar het houdt nog steeds niet over.

  Koortsig bladert Rutten 's-avonds door een gids met transfervrije spelers. Dacht hij dat hij goed had ingekocht, heeft die verdomde Co halverwege de wedstrijd de spelregels weer veranderd. Als schoonheid een rol gaat spelen, en scheidsrechters zullen dit ongetwijfeld op gaan pikken, dan kan hij het ook in zijn derde seizoen wel schudden.
  En Co, die wordt na een half jaar natuurlijk gewoon weer met pek en veren de Grolschveste uitgejaagd, als het eindelijk tot iedereen is doorgedrongen wat ze zich nu weer door die gladjakker aan hebben laten praten. Maar hij zal als laatste lachen, zijn werk is gedaan: een mooi gezicht, dat heeft ie voor altijd op de Nederlandse voetbalagenda gezet.

vrijdag 15 juli 2011

De NS zet bussen in

Foto: flickr, by Komimo
Wegens geplande werkzaamheden (waarbij het woordje gepland een zekere genoegzaamheid verraadt; als in: jullie denken zeker dat we in onze deprimerende NS-kantoortjes met metalen vuilnisbakjes en plantjes in de vensterbakken die al vijf maanden geleden zijn overleden alleen maar smerige koffie zitten te drinken, flauwe grappen uit zitten te halen met die ene blonde conductrice en uren op het toilet dat slecht doortrekt de Spits zitten te lezen, maar deze werkzaamheden hebben we dus mooi even lang van te voren ingecalculeerd) rijden er geen treinen tussen Den Bosch en Utrecht. De NS zet bussen in.
 
  De hel, dat is de NS die bussen inzet. In het kader van zinloos wetenschappelijk onderzoek zou ik wel eens onderzocht willen zien wat er gebeurt in een mensenlichaam als de eigenaar ervan dit zinnetje hoort. Ik schat dat de fysiologische respons ergens tussen 'ja, dat wordt een wortelkanaal' en 'penalty voor Duitsland' inzit.
  Maar goed.
De rij voor de bussen liep vanaf het station naar beneden, waar de bus stond. Maar liefst vier NS medewerkers waren ingezet om dit proces in goede banen te leiden. Eén van die vier was een dame die cadeautjes uitdeelde ter compensatie. Weinig dingen wordt ik zo treurig van als een cadeautje van de NS. Om Vergilius maar eens te parafraseren: ik vrees de NS, en als ze cadeautjes gaan geven dan voel ik me een slachtoffer dat op deportatie staat te wachten.
 De rij kringelde de bus binnen, een jonge man stond met een tikker te tellen hoeveel mensen die bus ingingen. Ook daar kreeg ik de kriebels van, gelukkig gebeurde er iets onverwachts: van beneden, over de busbaan kwam een lichtelijk verwaaide man met een vouwfiets aanrennen. Hij wilde de bus in.
  'Mag mijn vouwfiets in het ruim', vroeg hij aan de dichstbijzijnde NS-medewerker, een forse kerel die het niet slecht zou doen als kampbewaarder, om de erudiete Italiaanse spreker Silvio Berlusconi maar eens te parafraseren.
  'Meneer, ik moet u verzoeken boven aan te sluiten', schreeuwde de NS-man veel te hard tegen die vent, alsof hij een uitsmijter was die van alle kanten door hordes stijf gesnoven hooligans werd aangevallen, in plaats van een verwaaid mannetje op een station om acht uur 's-ochtends.
  'Maar mijn fiets', probeerde de man nog.
  'Meneer!'
De man keek omhoog: om achter in de rij aan te sluiten moest hij met zijn vouwfiets eerst het halve station omlopen, een roltrap omhoog nemen, een roltrap weer naar beneden nemen om dan aan te sluiten in een rij die tegen die tijd waarschijnlijk allang verdwenen was, net als de bus.
  Ik dacht aan de Joden en dat er relatief veel meer Joden uit Nederland zijn gedeporteerd dan uit Italie, terwijl Italie toch een van de asmogendheden was, maar die gedachte was natuurlijk veel te kort door de bocht dus die liet ik snel weer varen.
  De man met de vouwfiets nam een beslissing en begon te rennen. Toen ik langs de beul kwam zag ik de man net de hoek aan het einde van de busbaan omslaan. Ik ging achteraan zitten en maakte mijn cadeautje open: het was een doosje met vier dropjes erin.
  'Dat is toch aardig', zei een oude vrouw tegen haar oude vriendin.
De man met de vouwfiets heb ik nooit meer teruggezien.

donderdag 14 juli 2011

De som der delen

Het regent en het waait, een uitstekend moment om één van de beste cd's van de Beatles en, aangezien de Beatles de beste band uit de geschiedenis zijn, één van de beste cd's uit de pophistorie op te zetten: Rubber Soul.
  Rubber Soul is gemaakt op precies het juiste moment, door de juiste mensen, met de juiste producer en in de juiste studio. Het is zeg maar het Ajax van Louis van Gaal, dat in 1995 Real Madrid in het Bernabéu Stadion helemaal aan gort speelt. De Beatles zijn bij Rubber Soul de rechttoe rechtaan rock en roll van 'She loves you' voorbij, maar verliezen zich nog niet in psychedelisch gerommel. Ze zijn gefocust, maar met diepgang. Ze hebben het nog gezellig met elkaar, maar zijn ook al duidelijk individuen geworden. De karakters komen naar voren, maar in plaats van dat het botst, halen ze het beste in elkaar naar boven, ondersteunen elkaar zodat ze allemaal in hun kracht kunnen spelen.
 
  De melancholie van Lennon in nummers als 'Nowhere Man' en 'In my Life' doet je haren recht overeind staan en een nummer als 'Michelle' is één van de mooiste liefdesliedjes die McCartney in zijn Beatlestijd opnam, waarbij de anderen ervoor zorgen dat hij niet door het larmoyante ijs zakt. Andersom geldt het ook: Lennon is melancholiek, maar de achtergrondzang van McCartney schaaft net die al te scherpe randjes weg, zodat het niet de verbitterdheid en verbetenheid krijgt waar Lennon na de Beatles soms aan onderdoor gaat. Harrison krijgt de ruimte om zijn lichtelijk knorrige 'laat me met rust' en 'doe maar normaal' liedjes te zingen en waar ze hem op andere albums soms laten zwemmen, is Rubber Soul van begin tot eind een absolute teamplaat en belichaamt het van de eerste tot de laatste noot de essentie van de Beatles: dat bij een goeie band het geheel altijd meer dan de som der delen is.

donderdag 7 juli 2011

Het zwijgen van Dennis Bergkamp

Foto: flickr, by cheetah 100
(Lezerscolumn voor VI)

‘Ik was vroeger al fan van Bergkamp’, verkondigt Siem de Jong op de website van Ajax. Ook de nieuwe aanwinst Sigthórsson toonde zich blij met de nieuwe assistent-trainer: de IJslander noemde het niet minder dan een droom dat hij met de oud-spits mag gaan werken. Ik hoop maar dat de Jong en Sigthórsson het filmpje hebben gezien dat ik twee jaar geleden zag. Bergkamp liep toen stage bij Ajax en was samen met Marco van Basten in beeld, ze stonden aan de rand van het trainingsveld. Ik zou willen dat ik er meer over kon zeggen, maar ik vrees dat het precies dat was: ze stonden op een veld. Er renden wat spelers voorbij, misschien was er een partijtje gaande. Van Basten tuurde naar iets dat heel erg ver in de verte lag, Bergkamp had zijn handen in zijn zakken en klooide wat met een bal. Ze spraken niet met elkaar, ze keken niet naar de spelers.

Twee van de beste spitsen die Nederland ooit heeft gehad, maar op het trainingsveld vielen ze vooral op door een totale onthechting. Het is het wezen van de spits: de spits is alleen en scoort alleen. Zelden worden spitsen grote trainers: ze begrijpen niet waarom die andere voetballers zo moeilijk doen. Je moet de bal gewoon in dat doel schieten, wat valt daar nou niet aan te begrijpen? Bikkelende middenvelders, zwoegende voorstoppers, daar groeien trainers uit. Spitsen staren naar de lucht, net als een roofdier doen ze de helft van de tijd helemaal niets.

Het verbaast me dan ook niets dat Van Basten als trainer nooit echt helemaal uit de verf heeft willen komen, hij had beter zenboeddhisme kunnen gaan onderwijzen. En die jonge jochies die denken dat ze veel van Dennis Bergkamp gaan leren? ‘Een stapje naar voren of opzij, dat kan net het verschil maken’. Zo verklaarde de Boer de komst van Bergkamp op de bank. Dat kan wel zijn, maar denkt hij echt dat Bergkamp dat uit gaat leggen aan Eyong Enoh? Dat hij niet als een dolle dwaas in moet stappen maar beter een pasje opzij kan doen? Ik vrees dat Bergkamp kijkt, en zwijgt. Willen de spelers van Ajax echt iets leren, dan zullen ze hem tien uur per dag moeten gaan schaduwen. Ze zullen naast hem moeten lopen als hij het trainingsveld op loopt en toe moeten kijken hoe hij zijn cornflakes naar binnen lepelt. En misschien, als ze er net op het juiste moment zijn, zullen ze de wijze raad van de meester opvangen, uitgemompeld op het moment dat Eyong Enoh eerst zijn melk in het kommetje doet en dan pas de cornflakes: ‘Weet je, je moet niet zo moeilijk doen.’

Slechts weinigen zullen het begrijpen, alleen Eriksen zal glimlachen. Die heeft het allang in de gaten.

zaterdag 2 juli 2011

Tokkies


Foto: flickr, by cammaart

 In de achttiende eeuw sprak Kant in zijn essay ‘Beantwortung der Frage: was ist aufklärung’ de hoop uit dat de mens op eigen kracht na zou leren denken. In de jaren zestig van de vorige eeuw herhaalde George Harisson de boodschap als volgt: ‘Think for yourself’ (because I won’t be there for you). Zowel de hoop van Kant als de boodschap van Harisson zijn ijdel gebleken. Hoewel de jaren zestig aanvankelijk een startsein leken voor een nieuwe zwengel aan het verlichtingsproces, een nieuwe stimulans voor het zelfstandig denken, is het achteraf gezien het begin geweest voor een debilisering die nu pas zijn eindpunt lijkt te naderen. Het individualisme van de jaren zestig heeft niet geleid tot zelfstandig denkende burgers, maar tot makke schapen die alleen nog hun eigen stompzinnigheid wensen te zien. De laatste fase van dit verdommingsproces begon met het wezenloze gehang in een huis vol camera’s en is geëindigd met de handtekening van Halbe Zijlstra.

  Met ‘Ruudje’ van Big Brother maakte Nederland voor het eerst kennis met een nieuw type held: de absolute nietsnut. Met een beetje wil kon je Ruud een sympathieke nietsnut noemen, maar toch, het was een nietsnut. Dit type held kwam niet uit de lucht vallen: al sinds de jaren zestig is er een beweging merkbaar waaruit een wantrouwen van kennis en kunde blijkt. De universiteiten werden bestormd en de stoffige hoogleraren verjaagd. De zesjescultuur begon zijn opmars, kennis vergaren werd ouderwets, je eigen ding doen werd het hoogste goed. Die boodschap viel in vruchtbare aarde. Inmiddels is de gemiddelde burger een anti-intellectueel wiens helden zijn spiegelbeeld in extremis zijn: hoe dommer hoe beter. Alleen zo is de populariteit van de Tokkies, Ruudje en de jongens van Maaskantje te verklaren. Stompzinnigheid is op het voetstuk geheven waar kunde en kennis vanaf zijn geschopt.

  Met de ‘reality tv’ en de nieuwe helden leek de revolutie in stompzinnigheid bijna tot haar logisch einde gebracht. Er restte nog een stap, een laatste obstakel voordat de massamens zich definitief zonder inmenging van buitenaf aan zijn eigen onvermogen tot nadenken over kon geven. Die vermaledijde kunstenaars moesten definitief de nek worden omgedraaid. Om te kunnen genieten van kunst is vorming nodig, intelligentie en onderwijs. Kunst opent werelden van verbeeldingskracht en verbreedt het perspectief. Dat is niet meer waar we op zitten te wachten, het wekt de vage irritatie op ergens tekort te schieten. De kunstenaars van nu zijn zoemende muggen rond tevreden burgers die op de bank mee zitten te lachen omdat de deelnemers van ‘Ik hou van Holland’ het woord ‘efficiëntie’ niet kunnen spellen.

  Maar gelukkig was daar Halbe Zijlstra om de genadeklap uit te delen. Met de handtekening van Zijlstra onder de bezuinigingsplannen op cultuur kunnen de paar overgebleven stoffige intellectuelen eindelijk naar het net stappen om de boerende jongens aan de overkant sportief een hand te geven. De Tokkies hebben de wedstrijd overtuigend gewonnen.