donderdag 31 maart 2011

Een middagje in Den Bosch

Foto: flickr, by strafefox
Je kan tegenwoordig geen tomaat kopen zonder dat je naderhand een enquete-formulier in moet vullen (was het wat u ervan verwachtte??), dus bij deze een middagje Den Bosch aan de hand van wat rapportcijfertjes.

We begonnen bij dat nieuwe Douwe Egberts café op de hoek van de Visstraat (tegenover de Kees Kroket, voor intimi) en dat was meteen een toppertje. Leuke tent met een heuse lounge-hoek, als je aan je tafeltje naar buiten kijkt waan je je haast in een echte stad. De appeltaart smaakte zowaar naar appeltaart, een grote verrassing aangezien je de restaurants de kost zou moeten geven waar je een ijskoude appeltaart voorgezet krijgt waar geen kraak of smaak aanzit. Ik had een gewone koffie (het moet niet te gek worden), maar daar was niets mis mee en mijn vriendin scheen erg tevreden met haar blossem-thee. Een vriendelijke bediening leidt tot het eerste rapportcijfer van niet minder dan een 8!

Hierna begon een zoektocht langs verschillende winkels naar een kledingstuk dat waarschijnlijk ooit bestaan heeft, maar wat zich rond deze tijd zeer waarschijnlijk niet in Den Bosch ophoudt. Ik moet eerlijk bekennen dat ik deze zoektocht in stijgende gradaties van geestelijke onthechting heb meegekregen, maar ik was toch nog net genoeg aanwezig om de klantvriendelijkheid van verschillende winkels te kunnen observeren.

Ten eerste was er de H&M, het meisje dat we aanspraken droeg op dat moment een stapel van toch zeker vijftien kledingstukken, wat haar er echter niet van weerhield de halve winkel rond te struinen op zoek naar ons begeerde goed. Nadat het niet gevonden was slaagde ik er nog bijna in om haar vlak voor de roltrap te laten struikelen, maar zelfs dit kon haar goede humeur niet verpesten en levert de H&M een 9 op voor klantvriendelijkheid!

Vervolgens de V&D. Het klantvriendelijkheidspeil werd in deze zaak meteen twee graadjes minder, maar zakte niet door de ondergrens en ik houd het daarom op een degelijke 7.

Hierna kwam de Cool Cat, die zo vriendelijk waren om ons onmiddelijk naar de buren te sturen, waar ze het waarschijnlijk wel hadden. Een 9 voor klantvriendelijkheid en een 4 voor bedrijfskunde, zullen we maar zeggen.

Die buren, dat was de Only, en daar stond de muziek zo hard dat je letterlijk tegen elkaar moest schreeuwen om je verstaanbaar te maken. Ik weet niet of de manager daar serieuze gehoorsproblemen heeft, maar als ik mijn oren wil verpesten ga ik wel naar de Willem II en de Only scoort dan ook een 5.

Blijft over de Hema, en dat is volgens mij al heel zijn leven een 7, dus daar ga ik verder niet interessant over lopen doen, ze doen wat ze doen en dat doen ze goed, de Berry van Aerle van de winkelketens om het zo maar te noemen.

Na deze vrij vruchteloze poging om een kledingstuk te vinden, moest ik mezelf weer een beetje focussen: er moest een nieuwe bril worden aangeschaft. Ik hou wel van een beetje tempo in het winkelen en dat trof, de man die ons hielp bij Hans Anders was de Marc Overmans van het winkelpersoneel, om maar eens een voetbalvergelijking uit de kast te halen.

Hij was al aangesneld met een nieuw exemplaar als ik de vorige nog niet eens op mijn neus had gezet, maar dat kon natuurlijk ook een 'is hij nou zo snel of ben ik nou zo sloom-situatie' zijn, om het gedachtengoed van Louis van Gaal maar eens verkeerd te citeren. In ieder geval was de service prima in orde, en ik geef Hans Anders dan ook een keurige 8.

Al met al een enerverend middagje Den Bosch, waarbij de alombekende Bossche huferigheid volgens deze ge-enqueteerde reuze mee leek te vallen!

Echt

Foto: flickr, by Jeroen Bosman
Vol verwachting zat ik gisteren in de trein: ik was een man op een shortlist. Ik was al eens een man op een longlist, de longlist van de fameuze Brakke Hond-verhalenwedstrijd, maar toen sneuvelde ik voor de selectie van de shortlist, wat toch een beetje voelt als je plaatsen voor de Europa-league. Natuurlijk, het was de shortlist van de WetFil-award, we hebben het hier niet over de Librisliteratuurprijs, maar toch, ik had tegen de vrouw naast me kunnen zeggen: 'ik hoop dat de trein geen vertraging heeft, ik moet op tijd zijn voor een uitreiking.' Als de vrouw haar mond had gehouden had ik er aan toe kunnen voegen: 'ik sta namelijk op een shortlist', om hierna afwezig door het raam naar buiten te gaan staren.

Maar om een lang verhaal kort te maken: ik won het ding natuurlijk niet. Wel mocht ik het podium op, waarna alle vijf de columns besproken werden en de winnaar bekend werd gemaakt. Bij mijn column vielen de woorden 'angst' en 'intelligentie', als het wel de Librisliteratuurprijs was geweest had hier zomaar de naam W.F Hermans op kunnen volgen, maar dat gebeurde dus niet.
  Overigens ben ik nu dat boekje van  Bernard Dewulf aan het lezen, waarmee hij hem vorig jaar won, en daar val je ook niet echt van van je stoel. De Volkskrant sprak al van 'onverdraaglijke truttigheid en ijdelheid' en daar kan ik me eigenlijk alleen maar bij aansluiten: na twintig pagina's voelde ik al de onweerstaanbare behoefte om één van die kinderen van Dewulf op een onbewaakt moment even een flinke klets water in het gezicht te gooien, maar dat is weer een ander verhaal en kan natuurlijk ook aan mij liggen.

Mocht je onverhoopt geinteresseerd zijn in de nu al historische beelden van de uitreiking van de WetFil Award 2011, dan kun je op dit filmpje doorspoelen naar 1 uur en 48 minuten. Je kan het natuurlijk ook even gebruiken als reality-check: bestaat die WetFil -award eigenlijk wel echt??

zaterdag 26 maart 2011

Sentimental Journey

Foto: flickr, by FaceMePLS
Aan alles komt een eind, (behalve aan de overtredingen van onze vriend Ola Toivonen lijkt het wel), dus ook aan mijn dienstverband bij TNT-Post. Gisteren maakte ik mijn afscheidstournee langs de velden, of, in mijn geval, langs de Friet van Ome Piet, de lieftallige tandartsassistentes en de om elastiekjes-bedelende kinderen.
  Een echte sentimental journey kan je wel zeggen, hoe vaker je een straat doorloopt hoe dieper je voetsporen uitgesleten worden, en schuifelen door de sneeuw telt volgens mij dubbel. Als volwassene begint je omgeving steeds meer een decor te worden, het gaat tenslotte om de mensen nietwaar, maar een paar jaar postbezorgen zorgt weer voor een haast kinderlijke symbiose tussen mens en omgeving. Zoals je als kind de straatstenen kan uittekenen waar je 's-middags op voetbalt, en precies weet waar de takken zitten waar je op kan staan als je de boom in wilt, zo ontwikkelt ook de postbezorger een natuurlijke band met zijn wijken.  
  Misschien moet ik af en toe maar gewoon wat door de Schutskamp gaan wandelen, om een beetje af te kicken. En hoe zal het verder gaan met De Vrouw Die Niets Te Doen Heeft? Die heeft straks wat te doen: nadenken waar ik toch gebleven zou kunnen zijn.

donderdag 24 maart 2011

Gezicht

Foto: flickr, by screenweek
Over Volkskrant-columnisten gesproken: Paul Verhoeven, dat vind ik dan wel weer een toppertje. Ik vond zijn optreden in Zomergasten vorig jaar al erg boeiend, en hij zet deze lijn vrolijk door in zijn wekelijkse column. Die films van Verhoeven worden trouwens ook steeds beter, over tien jaar vind ik Total Recall waarschijnlijk een absoluut meesterwerk. Wat Verhoeven boeiend maakt als spreker en schrijver is zijn vakmanschap gecombineerd met oprecht enthousiasme: als je tien minuten naar die man geluisterd hebt twijfel je er niet meer aan dat films maken het mooiste is wat er bestaat, en films kijken een goede tweede.
  Deze week merkte hij fijntjes op dat films niet voor niets 'movies' heten: ze bestaan bij de gratie van beweging. Een opmerking met een Cruijffiaanse scherpzinnigheid, en ik ben deze wijsheid meteen aan de werkelijkheid gaan toetsen. Omdat ik over het algemeen zo'n vijf jaar achterloop (ik moet toch eens gaan informeren waar je zo'n ei-pot kunt kopen) zag ik gisteren de topfilm uit 2007 'There Will be Blood.'
  En inderdaad: de openingsscene bestaat uit een man die een ladder afdaalt, een ladder weer opklimt, dynamiet aansteekt, naar beneden valt. Al die tijd wordt er niet gesproken, de camera draait mee met de man, de donkere schacht in, weer omhoog naar het zonlicht, de ladder weer af naar beneden: Movies!
  Het is een fantastische scene, van een verder ook geweldige film. Naast beweging lijkt Paul Thomas Anderson een regisseur te zijn die nog iets goed in de gaten heeft: films draaien om acteurs. Zelden heb ik zo zitten genieten van acteerwerk als van Daniel Day-Lewis in deze film. Er zit een scene in waarin hij zich moet laten dopen door een priester waar hij een gloeiende hekel aan heeft, maar als hij het niet doet krijgt hij geen vergunning om een pijpleiding door een stuk grond te trekken. De priester heeft nog een appeltje met hem te schillen en grijpt de situatie aan om hem wat stevige tikken voor zijn smoel te verkopen. Het gezicht van Day-Lewis dat van triomf naar vernedering, van ironie naar haat en ten slotte berusting verandert is de Champions League van acteren.


maandag 21 maart 2011

Vaag

Foto: flickr, by geminicollisionworks
In het kader van het vak 'wetenschapsfilosofie' dat ik volg, moet ik iedere week een column schrijven. Om die allemaal hier ook te plaatsen is ook weer zoiets, maar misschien is deze wel aardig. Het is een stukje fictie n.a.v. de film 'L'Annee dernière à Marienbad van Resnais, op youtube is deze film in tien stukjes te bekijken.

Het is een film uit 1961 uit de school van de Nouvelle Vague, met de nadruk op Vague. In de film verspringen perspectieven, lopen droom en werkelijkheid door elkaar heen, is het min of meer continu onduidelijk wat er precies gebeurt en hebben mensen de neiging om veelvuldig langs elkaar heen te praten en door ramen naar standbeelden te staren. Onderstaande column is een zeer vrije bewerking van de film,  ik heb geprobeerd verschillende belevenissen van hetzelfde moment weer te geven, maar vrees dat het toch wat minder vaag is geworden dan het origineel. Ook voor vaagheid moet je blijkbaar talent hebben.


Vorige Week in de Discotheek


Een jongeman zit op zijn zolderkamer achter een bureau te schrijven. Af en toe legt hij zijn pen neer om door het raam naar de vogels in de dakgoot te kijken. Dan zucht hij, verschijnt er een gelukzalige glimlach op zijn gezicht en hervat hij zijn werkzaamheden met hernieuwde energie.

‘Het duurde eindeloos. De lichten op de vloer, de muziek, de druipende kaarsen in de nissen. De dansende meisjes en jij die maar naar me lachte. We draaiden om elkaar heen als volleerde toneelspelers. Soms deed je alsof je me niet opmerkte, dan speelde ik het spel even mee. De lichten, de muziek, de druipende kaarsen. De hele avond rekte op, werkte toe naar dat ene moment. Je vroeg of ik een vuurtje had, je ogen fonkelden, de tijd breide zich uit tot een eeuwig nu, de tijd werd bijna tastbaar, vloeibaar, alsof je hem vast kon pakken en kon kneden, het was alsof we languit in de tijd konden gaan liggen en altijd al daar, in de muziek, omringd door de lichten, naast de druipende kaarsen, samen, wij met elkaar, altijd, altijd al waren geweest.

Na het vuurtje, na het eeuwige moment, draaiden we weer los en hernam de tijd zijn iets normalere gang. Maar de avond had zijn eigen verloop, ook daarna bleef alles rekbaar. Misschien had ik ook iets teveel gedronken, kwartieren duurden uren en dan was er weer ineens een uur verdwenen. We waren elkaars kosmische partners, het voelde alsof we altijd al samen waren en altijd samen zouden zijn, als die twee mensen in die prachtige film, L'Annee dernière à Marienbad.’

*

Een meisje zit op de rand van haar bed haar teennagels te lakken terwijl ze tegen haar schouder een roze mobieltje geklemd houdt. Ze praat tegen een vriendin, als de vriendin iets terug zegt mompelt ze en concentreert ze zich op haar tenen, als ze zelf aan het woord is blijft ze gedachteloos over dezelfde teen heen en weer strijken.

‘Nou, ik was gister nog even in de Grot. Saaie boel zeg. Helemaal geen leuke jongens, ik ben maar even gebleven. Ik had mijn rode topje aan, en die zwarte rok met die blauwe streep. Het was er veel te warm, met die vieze kaarsen die ze daar branden. Ik ben maar even gebleven, er was een freaky jongen die me maar aan bleef staren. Op een gegeven moment had ik er genoeg van, ik wilde op hem afstappen om te zeggen dat ik er genoeg van had, dat hij op moest donderen, maar op het laatste moment kreeg ik medelijden, van dichtbij was hij eerder zielig dan eng. Toen vroeg ik maar of hij misschien een vuurtje had. Ken je die film L'Annee dernière à Marienbad? Zo’n rare kunstfilm, ontzettend saai. Daar zit ook zo’n vreemde opdringerige vent in, daar deed hij me een beetje aan denken. Ik ben maar op tijd naar huis gegaan.’


*

Een jongen en een meisje zitten tegenover elkaar in een café. De jongen leunt over de tafel, het meisje zit met haar armen over elkaar en staart uit het raam.

‘Ik weet echt niet waar je het over hebt. Magische momenten, kaarsen, laat me met rust.’

‘We dansten en dansten, tussen de mensen door die voor ons uiteen weken, we raakten elkaar kwijt en vonden elkaar weer, je vroeg om een vuurtje en alles vertraagde.’

‘Je maakt me bang. Toen je belde wist ik niet eens wie je was, het is al een week geleden.’

‘Je speelt met me, waarom doe je dit?’

Het meisje drinkt haar cola op en maakt zich klaar om op te staan. De jongen legt zijn hand op haar arm, ze trekt hem terug en kijkt het café rond. Niemand lijkt te zien wat er gebeurd, mensen praten met elkaar, niemand kijkt in hun richting.

‘Ik wil je niet meer zien, het is niet gebeurd.’

Ze stoot de tafel om als ze opstaat, het halfvolle glas van de jongen rolt over de vloer, de cola sijpelt in het parket. Als het meisje het café uitgelopen is, glimlacht de jongen nog steeds.

zaterdag 19 maart 2011

Stukjes

Foto: flickr, by nersosunero
Laatst stond ik bij de bus/kassa/ loket en zag een mevrouw/kind/oude man iets raars/liefs/hufterigs doen dat me aan het lachen maakte/denken zette. Dit is de opbouw van het quasi-filosofische dan wel quasi-grappige stukje dat iedereen die een beetje kan schrijven zonder al te veel moeite uit zijn mouw schudt. Leuk voor in de schoolkrant/universiteitsblad/persoonlijke blog, maar moeten de serieuze kranten ook echt volgestouwd worden met dit soort niemendalletjes? De Volkskrant lijkt tegenwoordig de Libelle wel, je moet je door een zee van quasi-geestige columns op bovenstaande leest geschoeid heen werken om het einde te bereiken, het begint een beetje te gek te worden.

Ik was jarig/was op een verjaardag/feestje/borrel met de verkeerde broek/trui/schoenen aan en struikelde/viel/rende pardoes naar binnen tegen de jarige/bruiloftstaart/kleinkinderen aan. Het Libelle-achtige stukje kenmerkt zich door een nogal brave, burgermansachtige pointe die je al van de eerste regels aan ziet komen, niemand kan er aanstoot van nemen en als je al aan het denken wordt gezet, komt dit waarschijnlijk omdat je nog nooit van je leven hebt nagedacht. Toegegeven, ook ik bezondig me wel eens aan de quasi-geestige anekdote, de zogenaamd scherpe observatie, het 'wat ik nou toch weer aan mijn fiets had hangen' toontje, maar dit is mijn persoonlijke speeltuin en ik krijg er geen geld voor.

Ik stel twee criteria voor voor columns in een medium waar je voor moet betalen:

(die gratis flutkrantjes in de trein werden altijd al door prutsers volgetypt, maar daar zijn ze gratis voor)

1. De columnist heeft sterke inhoudelijke kennis van zaken: er wordt een verdieping gegeven van een politiek, maatschappelijk, actueel of  filosofisch fenomeen. Voorbeelden zijn Bas Heijne, Marjolein Februari, Bert Wagendorp etc. Deze mensen hebben daadwerkelijk ergens over nagedacht en een mening geformuleerd.

2. De columnist heeft sterke literaire kwaliteiten. En dan bedoel ik dus niet de zogenaamde 'knap geschreven' niemendalletjes die elke beetje getalenteerde Havo 4 scholier uit zijn zak kan trekken, ik bedoel een daadwerkelijke literaire kwaliteit. Martin Bril was het beste voorbeeld: die schreef ook over een muis die over de weg stak, maar bij Bril was het nooit zomaar een muis die over de weg stak, bij Bril lag er achter al zijn stukjes een mensbeeld, een melancholieke grondstemming, een zeer persoonlijk point of view dat gecombineerd met zijn eigen stijl, daadwerkelijk kleine stukjes literatuur opleverde. Al die run-of-the-mill stukjes van de half-getalenteerden zijn volstrekt inwisselbaar, er zit geen idee achter, er wordt niet echt ingezoomd, het is de gemakzucht van de vlotte babbel en een minimum aan beschrijvend vermogen.

Tot zover dit stukje dat ik de afgelopen tien minuten uit mijn mouw heb geschud. Hoewel u deze quasi-grappige uitsmijter waarschijnlijk halverwege het stukje al aan zag komen, ontvang ik toch graag tweehonderd euro op mijn rekening, liefst vandaag nog over te maken.

vrijdag 11 maart 2011

Toiletpot

Foto: flickr, by Arjen Stilklik
In de Volkskrant staat vandaag een stukje uit de autobiografie van de vorig jaar overleden Hans van Mierlo. Op de derde oorlogsdag vluchtte het gezin van Mierlo weg uit Breda, de Duitsers kwamen eraan. Van Mierlo was toen negen, scherp is hem altijd voor ogen blijven staan het beeld van zijn vader die op de rand van de toiletpot dure flessen wijn kapot sloeg: 'zo, die zullen ze niet zuipen', schijnt zijn vader daarbij gezegd te hebben.

Je vader die op een toiletpot flessen wijn kapot staat te slaan, het is een sterk beeld om de waanzin die oorlog heet te illusteren, alleen al dat beeld geeft je het idee dat de autobiografie (die van Mierlo helaas niet af heeft kunnen schrijven) wel eens erg lezenswaardig zou kunnen zijn. Ook geeft het je een idee voor een alternatief voor lange autoritten: het eeuwige 'ik ga op reis en ik neem mee...', kan vanaf nu af en toe vervangen worden door 'de Duitsers komen en ik sla kapot..'

maandag 7 maart 2011

Paardenkop

Foto: flickr, by jonvelle
Ik fietste van het Brugplein naar de gouden draak langs een groepje uitgelaten piloten en stewardessen, het was carnaval. Toen ik ze allang voorbij was, had ik twee gedachten over het bevrijdende effect van carnaval geformuleerd, één een wat filosofische en de andere een biologische. De filosofische is dat het carnaval je een mogelijkheid geeft om een paar dagen per jaar van rol te wisselen: wat een bevrijding! Even hoef je niet meer die loodzware identiteit met je mee te zeulen waar je al je hele leven mee worstelt, je bent iemand anders geworden, je bent vrij.  
  De biologische verklaring waarom carnaval zo aanspreekt, is dat de de tijdelijke vervaging van normen en waarden, van vaste rolpatronen, dikke mannen de kans geeft om eindelijk bovenop hun minderjarige buurmeisje te gaan liggen. Welke van de twee verklaringen je het meeste aanspreekt, hangt waarschijnlijk van je mensbeeld af, alsook van het feit of je zelf graag met een paardenkop door de stad sjouwt.

vrijdag 4 maart 2011

Broodje Bal

Foto: flickr, by FaceMePLS
De bekerwedstrijden van het voetbal worden uitgezonden door Veronica. Bij deze omroep lijken ze van mening te zijn dat voetbal vooral gezellig moet zijn, ze doen er van alles aan om een soort oude-jongens-krentebroodsfeertje te creëren. Op mij heeft deze aanpak een averechts effect: hoe harder een commentator roept dat het wel een heel erg toffe wedstrijd is die we hier met z'n allen op deze mooie bekeravond even mee zitten te pikken, hoe harder ik de neiging heb om iets anders te gaan doen. Toppunt van het oude-jongensgevoel is Jan-Joost van Gangelen: als Jan-Joost iets in zijn leven ambieert dan is het wel één van de jongens te zijn. Het liefst zou Jan-Joost na de wedstijd mee met de jongens naar de kleedkamer gaan: lekker douchen samen, en dan iets gemeens over de scheidsrechter zeggen.

Er is maar één probleem: Jan-Joost is niet een van de jongens. Jan-Joost denkt dat hij één van de jongens is, maar de jongens lachen Jan-Joost achter zijn rug om uit. Het haar van Jan-Joost zit net iets te goed, hij babbelt net iets te makkelijk, zijn jasje is net iets te mooi, zijn houding net iets te vriendelijk, zijn ogen staan net iets te vrolijk. Om samen te vatten: Jan-Joost is geen voetbal, Jan-Joost is hockey. Voetballers zijn broodje bal, top veertig, opgevoerde Golf. Jan-Joost is broodje kaas met ei, wereldmuziek en een Volvo. Diep vanbinnen voelt Jan-Joost dit misschien wel aan, daarom gaat hij overcompenseren. Na een interview met een voetballer zegt hij bijvoorbeeld vaak: 'bedankt man.'

'Bedankt mattie', zou hij eigenlijk willen zeggen, maar dat durft hij nog niet.

Ik denk dat Jan-Joost vroeger zo'n jochie was dat er altijd ontzettend veel zin in had, maar helaas voor geen meter kon voetballen. Zo'n jongetje wat de hele wedstrijd over het veld loopt te rennen maar altijd net te laat is. Zo'n jongetje dat de tegenstander sportief een hand geeft als je met 6-1 verloren hebt, en in de kleedkamer de wedstrijd alweer vergeten is. Onvergetelijk was het hoofd van Frank de Boer nadat hij gisteren door Jan-Joost na de wedstrijd werd geinterviewd.

'Kijk eens achter je', zei Jan-Joost tegen de winnaar van de Champions League, alsof hij een hele toffe verrassing voor Frankie had. De Boer draaide zich om, daar stond Derk Boerrichter.

'Dat is Derk Boerrigter', glunderde Jan-Joost. 'Wat kan mij dat verrotten', zag je de Boer denken, maar hij hing braaf een verhaaltje over Derk Boerrigter op. Jan-Joost tevreden, de Boer kon vertrekken. De halve seconde waarin je nog net kon zien wat voor kop de Boer trok toen hij eindelijk van Jan-Joost was verlost, het maakte mijn hele avond weer goed.

donderdag 3 maart 2011

A la Dijkshoorn (4)

Foto: flickr, by Kim TD
Wanhopig

Nu
bij een
proefabonnement
op de
Volkskrant
alle dvd's
van
de
Coen
brothers
een
rotan
stoel
koffiezet
apparaat
twee
pluche
teddyberen
een
airconditioning
en
een
naaimachine


Ambtelijke molens

Geachte
bewoners
excuses
voor de
late
notificatie
maar
uw
pand
wordt
over
vijf
minuten
gesloopt
hopend
op uw
begrip
de
Gemeente

Feminisering

Foto: flickr, by rskoon
Sinds een maand volg ik via Studium Generale Utrecht een cursus wetenschapsfilosofie. Het thema van de cursus is 'tijd', acht weken lang wordt er vanuit verschillende vakgebieden door iemand een lezing over dit thema gegeven. Na een literatuurwetenschapper, een hersenwetenschapper en een geschiedkundige, was de beurt gisteren aan een natuurkundige. Ruim een uur lang sprak Prof. dr. Renate Loll over tijd, ruimte, de Big Bang, relativiteit, quantumtheorieen en andere zaken waar ik nauwelijks verstand van heb.
  Het was een ontzettend interessante lezing die de zaak inhoudelijk op scherp leek te zetten: waar bij de vorige drie lezingen vrijwel de hele zaal na afloop bleef zitten, wist gistereren de helft niet hoe snel ze weg moest komen. Zonder seksistisch te willen zijn, moet ik zeggen dat we hoofdzakelijk naar het wegstervende geluid van klikkende hakken zaten te luisteren, voordat het vragen stellen kon beginnen. Hierna was de man-vrouw verhouding in de zaal ongeveer fifty-fifty, dus je zou de stelling kunnen verdedigen dat als je de verregaande feminisering in de wetenschap tegen wil gaan, je meer over quantumfysica en de Big Bang moet gaan praten.

In het kader van de cursus moet je als student over iedere bijeenkomst een column schrijven, naast studiepunten is er zodoende nog een tweede prijs te winnen: de 'Wetfil Award' voor de beste column. Het is uiteraard mijn grote ambitie om deze award in de wacht te slepen, en de eerste stap is gezet: de column die ik schreef nav de lezing van Dick Swaab is genomineerd en is daarom hier te lezen. Het is de eerste mannelijke nominering, naast Renate Loll en de quantumfysica doe ook ik mijn best om een klein tegenwicht te bieden aan het vrouwengeweld..